Heprep in de Klok - Marjolein Kranenburg
Vier studenten maken nog kans om de winnaar te worden van onze schrijfwedstrijd. Deze week publiceren we elke dag een van de verhalen, en vrijdag maken we de winnaar bekend.
De opdracht was: schrijf een verhaal dat je ooit als kind bedacht maar nooit opschreef. Trek het naar de volwassen wereld, zonder kinderhandschrift en typefouten, maar zoek hetzelfde gevoel. Voeg er zoveel inzichten, spanning en fantasy aan toe als je wilt. Vandaag het verhaal van Marjolein Kranenburg.
Heprep in de Klok
De streep licht op Ella’s dekbed wordt breder. Ze ziet het silhouet van een klein meisje aftekenen tegen het licht op de overloop.‘Hallo zusje,’ zegt Ella, en ze slaat haar dekbed uitnodigend terug. Patty kruipt samen met Pluizenbeer tegen haar aan. Beneden woedt een gedempte ruzie, die dankzij de houten vloer veel te goed te horen is.
‘Mama zal zo wel naar boven komen,’ zegt Patty, ‘en dan wil ze toch in mijn bed slapen, dus…’
‘Het is goed, zusje, ik vind het fijn dat je bij me bent.’ Ella slaat haar arm om haar zusje heen, en zwijgend proberen ze de ruzie niet te horen.
Ella hoort een pets van huid op huid van beneden komen. Niets zeggen, mama, smeekt Ella in haar gedachten. Maar mama zegt een lelijk woord en meer petsen klinken, gevolgd door een doffe bons op de vloer. Ella perst haar lippen strak op elkaar. Hopelijk kan haar kinderfeestje morgenmiddag wel doorgaan. Haar verjaardag is inmiddels al twee maanden geleden, en haar feestje is al een keer verzet omdat mama ziek was dankzij papa.
Patty pakt Ella’s hand vast. ‘Vertel nog eens over Heprep die in papa’s klok woont,’ zegt ze fluisterend. ‘Wat doet hij als zíjn papa en mama ruzie maken?’
Ella haalt diep adem en denkt na. Toen Patty haar vroeg waarom de Friese staartklok raampjes had, verzon Ella het verhaal over het mannetje in de klok. Patty had met grote ogen geluisterd en toen Ella had gezegd dat niemand wist hoe hij heette, had Patty haar glunderend aangekeken. ‘Ik weet het wel,’ had ze op samenzweerderige toon gezegd, ‘hij heet Heprep.’ ‘De ouders van Heprep maken nooit ruzie. Dat hebben ze een keer geprobeerd, maar toen werd Heprep zo boos, dat ze het nooit meer deden.’
‘Oh? Wat deed Heprep dan?’
‘Hij bond zijn vader vast met de ketting waar de gewichten aan hangen.’
‘Deed hij dat? En werd zijn vader toen niet boos?’
‘Jawel, woedend werd hij. Begon te schelden en te schreeuwen. Nog erger dan onze papa. Maar dat moet je niet doen bij Heprep. Oh nee. Dat is echt niet slim. Want Heprep haat schelden en schreeuwen.’
‘En toen?’ Patty’s handje knijpt hard in die van Ella.
‘En toen pakte hij één van de koperen gewichten en sloeg zijn vader daarmee zo, boem, op zijn hoofd.’
‘Echt?’
‘Echt. En toen zijn vader nog harder begon te schelden, sloeg Heprep hem steeds weer op zijn hoofd, harder en harder, tot zijn vader ophield.’
‘Was hij dood?’
‘Nee joh, dat zou Heprep nooit doen. Nee, Heprep sloeg de vieze woorden uit zijn papa’s hoofd, en daarna zei zijn vader alleen nog maar aardige dingen.’
Dan wordt het donkerder in de kamer, en de meisjes draaien gelijktijdig hun hoofden naar de slaapkamerdeur.
‘Mam,’ zegt Patty, ‘ik lig al bij Ella hoor. Dan kun jij in mijn bedje slapen. Wil je Pluizenbeer vasthouden? Hij kan heel goed troosten.’
‘Dat is lief van je, Patty. Maar dat hoeft niet. Hij wil vast liever bij jou slapen vannacht. Doen jullie je oogjes nou maar dicht en ga slapen. Het is al erg laat.’
‘Mam,’ zegt Ella, ‘gaat mijn feestje morgen wel door?’
Als haar moeder blijft zwijgen laat Ella zich in haar kussen zinken, en trekt haar dekbed verder omhoog.
‘Ga maar slapen,’ zegt haar moeder.
Ella zegt niets.
Ella wordt wakker van het gegil van Patty. Het komt van beneden. Haar kamer is in een groen licht gehuld door de zon die op haar gordijnen schijnt. Ze springt uit bed en rent de trap af. In de huiskamer ziet ze Patty naast haar vader staan, die onderuitgezakt in zijn stoel zit. Zijn hoofd is achterover gebogen, en zijn ogen lijken naar de Friese staartklok te staren die stil boven hem aan de wand hangt.
Patty gilt opnieuw, klapt in haar handen en springt op en neer. ‘Hij heeft het gedaan. Hij heeft het gedaan! Heprep heeft de vieze woorden uit papa’s hoofd geslagen. Nu is er nooit meer ruzie!’
Op de grond naast papa’s stoel ligt een koperen gewicht.