Schaamrood - René Appel
Ik boog me over het manuscript van mijn nieuwe boek Dansen in het donker, dat net was teruggekomen van de bureauredacteur, voorzien van haar aantekeningen. Toen ik het doorlas, kleurden mijn wangen. Van schaamte. Zelf heb ik in de loop van mijn schrijfloopbaan al aardig wat werk van anderen gecorrigeerd en geredigeerd, maar nu had ik zelf iets ingeleverd waar toch weer aardig wat kleine, stomme foutjes in zaten.
Ik zal wat voorbeelden geven. Zo schreef ik over een personage dat er ‘kleine spuugbelletjes in zijn mondhoeken’ zaten. Terecht had de bureauredacteur ‘kleine’ doorgestreept. Belletjes zijn immers al klein. Ik liet mijn personage Finn ‘hulpeloos uit zijn ogen kijken’. Dat ‘uit zijn ogen’ moest natuurlijk weg. Waaruit zou hij anders kunnen kijken?
In mijn tekst was ‘een afspraak gecanceld’. Waarom zo’n Engels leenwoord? Een afspraak kan toch ook worden geannuleerd. Veel beter. Ergens in het manuscript stond: ‘…het enige dat ze nog weet…’ Tsja, na ‘enige’ is – net als na ‘iets’- niet ‘dat’, maar ‘wat’ het correcte betrekkelijk voornaamwoord. In een laatste voorbeeld gaat het niet per se over ‘goed’ vs. ‘fout’. Een personage bedenkt op een gegeven moment: ‘Ze hebben hem kennelijk op staan wachten.’ Het gaat hier om het werkwoord ‘opwachten’. In min of meer formele taal, dus in een roman als het gaat om de beschrijving van een situatie, zou je dat werkwoord niet moeten splitsen en zou ‘Ze hebben hem kennelijk staan opwachten’ beter zijn geweest. Dat wist ik, maar toch schreef ik ‘op staan wachten’.
Ik geef toe, het waren kleine dingen, de meeste lezers zouden er niet over vallen, maar toch geneerde ik me. Die gêne werd minder toen ik enkele andere commentaren van de bureauredacteur zag. In dialogen verving ze bijv. ‘je kan’ door ‘je kunt’, terwijl dat laatste erg schrijftaalachtig is, daar waar ik juist in dialogen spreektaal wil gebruiken waar dat kan. Nog een voorbeeld. Mijn hoofdpersoon Inge moest een maaltijd zonder vlees bereiden, en dus sprak ze haar ‘vegetarische fantasie’ aan. De bureauredacteur had als commentaar: ‘Een fantasie kan niet vegetarisch zijn.’ Inderdaad, daar had ze gelijk in, maar we hebben het ook over een ‘hulpeloos gebaar’, terwijl een gebaar op zichzelf ook niet hulpeloos kan zijn.
Eindstand schrijver – bureauredacteur 1-1? Een andere conclusie: je ziet de fouten van een ander beter dan die van jezelf.
Over de auteur
René Appel (1945) publiceerde 24 misdaadromans, drie verhalenbundels en twee jeugdboeken. Zijn laatste verhalenbundel is ‘Joyride en andere spannende verhalen’ (2016). Oktober 2018 verschijnt ‘Dansen in het donker’, een ‘gewone’ roman, dus geen thriller, maar wel een echte Appel.René Appel is lid van de Adviesraad van de Schrijversacademie.